Lola Moppie
Als op zaterdagochtend 3 juli 2021 de laatste bezoekers het Beestenboetje verlaten, checken de vrijwilligers of alle hekken goed zijn afgesloten om daarna de poort achter hen te sluiten. En dan blijft het ongewoon stil.
Lola Moppie
Onwennig staan de ezels Rosa en Kim op het ezelveld. De geiten Kaatje en Keetje staan ieder op een apart plekje en staren wat voor zich uit. Bettie de gans scharrelt wat verloren over het veld. Ook de hertenfamilie Huppelpoot is onrustig. Telkens staan zij op een andere plek aan de rand van het ezelveld. De kleine geiten, die elke middag staartje tik spelen draaien nu maar om elkaar heen. Stone en Paulie hebben zich stilletjes teruggetrokken in hun varkenshok. De pauwen Claxon, Toeter en Luchthoorn zijn veel minder luidruchtig dan normaal en zelfs de kippen weten die middag even niet zoveel te kakelen.
Alleen bij de familie Gouwenaar rennen de allerkleinste konijntjes vrolijk achter elkaar aan. “Tikkie,” roept de kleinste van het stel. “Niet weer,” roept zijn zusje hem na. “Ik was hem net ook al.” “Moet je maar iets vlugger zijn zussie,” zegt haar grote broer in het voorbij gaan. Het konijntje zet de achtervolging in, maar al haar broers zijn veel te snel. “Het is niet eerlijk!” Het kleine konijntje blijft op de heuvel staan en begint te stampvoeten. Haar broers stoppen met rennen en proesten het uit van het lachen. Nog geen twee tellen later staan alle zes de konijntjes boven op de heuvel te stampvoeten. Zij hebben de grootste lol samen en ploffen vrijwel tegelijk naast elkaar neer. Lachend kijken zij elkaar aan. “Zeg wat is het stil hier,” merkt één van de grotere konijntjes op. Één voor één steken de konijntjes hun oren op. Er is inderdaad weinig geluid.
“Waarom is iedereen zo stil mam?” vraagt het grootste konijntje. Moeder Gouwenaar kijkt haar kinderen stuk voor stuk aan en zegt dan met een diepe zucht: “Jongens, Lola is vanmorgen vroeg heen gegaan.” De konijntjes kijken haar verbaasd aan. “Wie is Lola,” vraagt de kleinste van het stel aan zijn zusje. “Dat is de grote vriendelijke ezel, die vaak even een praatje met mam maakt, voordat zij een rondje om het Boetje gaan wandelen.” “Ezel? Is zij een ezel? Nee! Zij heeft net zulke grote oren als wij, alleen is zij wel ontzettend groot en heeft geweldige hoge poten,” zegt het konijntje. “Later als ik ouder ben wil net zo hoog en groot worden.” Iedereen schiet in de lach en als zij zijn uitgelachen zegt moeder Gouwenaar: “Nee lieverd. Lola was een ezel en wij zijn konijnen. Later als jij ouder bent zal jij net zo groot zijn als jouw vader en ik.”
“Mam?” Het oudste konijntje komt naast zijn moeder staan. “Mam wat is heen gaan?” Nieuwsgierig kijkt hij zijn moeder aan. Moeder Gouwenaar legt haar kinderen uit dat heen gaan betekent dat je dood gaat.
“Kom je wel weer terug?”
“Hoe lang duurt zoiets?”
“Waar ga je dan heen?”
De konijntjes bestoken haar met allerlei vragen. Geduldig legt zij de kinderen alles uit en beantwoordt al hun vragen. Wanneer er geen vragen meer komen kruipen de kleinste konijntjes tegen hun moeder op. De wat oudere konijntjes weten niet zo goed wat zij met al deze woorden aanmoeten. Zij huppen gelaten over de konijnenheuvel heen en weer.
Het wordt nog stiller rondom het Beestenboetje, want de meeste wandelaars keren naar hun huizen terug voor het avondeten. Moeder Gouwenaar spoort haar kinderen aan om voor het slapen gaan nog wat hooi te knabbelen. Als de konijntjes één voor één het hok in springen, blijft één konijntje met tranen in zijn oogjes staan. “Wat is er lieverd?” “Ik durf niet te slapen. Straks ga ik ook heen en kom ik niet meer terug en dan kan ik niet meer meedoen met tikkertje,” snikt het kleine konijntje. Zijn broers en zusje zijn weer uit het hok gesprongen en staan om hem heen. “Oh jongens,” zucht moeder Gouwenaar. “Dat gebeurd alleen als je heel erg oud of ernstig ziek bent. En jullie zijn kerngezond. Als je straks gaat slapen word je morgen gewoon weer wakker en kan je de hele dag tikkertje met elkaar spelen.” “Echt waar,” vragen meerdere konijntjes toch wel twijfelend. “Ja, echt waar,” zegt hun moeder. “En nu is het de hoogste tijd om te gaan slapen.” “Mam wil je nog een verhaal vertellen?” De konijntjes kijken haar smekend aan. “Dat zou ik wel willen, maar daar voel ik mij te verdrietig voor,” bekent moeder Gouwenaar eerlijk.
“Oh, maar ik kan jullie wel een verhaal vertellen,” klinkt het boven hun hoofden. Verbaasd kijkt iedereen op en daar zit Joris Boomklever op het hek.
Joris komt regelmatig de bewoners van het Beestenboetje vermaken met zijn verhalen.
“Wil jij dan iets over Lola vertellen?” De konijntjes kijken hem nu vragend aan. “Natuurlijk wil ik dat.” Joris vliegt op en gaat op de deur van het konijnenverblijf zitten. En als Joris Boomklever in het Beestenboetje een verhaal gaat vertellen, dan gebeurt er iets wonderlijks. De meest dieren komen uit hun verblijven en gaan dan om hem heen staan om maar niks te hoeven missen van zijn verhalen. De familie Huppelpoot, Stone en Paulie, de zes geitjes, Kaatje en Keetje en Rosa en Kim komen allen samen op de binnenplaats. En dan gaat Joris vertellen:
“Het was een heerlijke zomerse dag en ik zat in de hoogste eikenboom op het ezelveld. In de verte kwam een zwarte bus aanrijden met daarachter een grote kar. De bus stopte en de deur van de kar klapte naar beneden. Niet veel later liep er een nieuwe ezelin het terrein op. Haar naam was Lola Moppie. Er ging een golf van opwinding over het terrein. Nieuwsgierig kwamen de kippen en konijnen kijken wie daar naar binnen wandelde. De kleinste geitjes kwebbelden luidkeels door elkaar heen en de jongste hertjes dartelden opgewonden over het veld heen en weer. En Rosa en Kim…..”
“Ja,” zucht Rosa, “ik weet het nog als de dag van gisteren. Wij wisten niet zo goed wat wij nu moesten voelen. Blij dat er nog een ezel bij kwam, of boos omdat er misschien wel minder aandacht voor ons zou zijn.” Kim knikt verdrietig met haar kop.
“Dat klopt,” gaat Joris verder. “Dat was ook duidelijk te zien vanaf mijn plekje in de eikenboom. Jullie liepen veel achter elkaar aan. Dan weer rustig. Dan weer bokkend. Het was dolkomisch om te zien. Gelukkig vonden jullie snel jullie draai, maar er waren wel momenten dat ik mij een beetje zorgen maakte. Zo zat Lola vaak ’s avonds alleen op het veld terwijl de andere ezels op stal stonden.
“Ja, dat is waar,” onderbreekt Bettie Joris’ zijn verhaal. “Ik heb veel met haar samen op het veld gezeten. En oh, wat was zij leuk! En de verhalen die zij mij vertelde echt geweldig! Ik heb zo van haar aanwezigheid genoten.”
Joris gaat verder: “Lola was een ezel die graag wilde vertellen, die oprecht geïnteresseerd was in anderen. Lola ging ook met plezier mee een rondje om het Boetje maken. Regen deed haar niet zoveel, want als het begon te regenen stonden Kaatje en Keetje als eerste in de stal en Lola was dan kletskliedernat.”
“Weetje wat zij dan deed,” vraagt Kaatje een beetje verontwaardigd. “Nou, dan liep zij op een gegeven moment de stal in. Ging dan in het midden staan en schudde heel erg hard alle regendruppels uit haar vacht. Hadden wij net zo goed buiten kunnen blijven staan. Zo nat waren wij.” De konijntjes schateren het uit van het lachen, maar na een blik van Kaatje zijn zij weer muisstil.
“Lola was inderdaad ook dol op grappen uithalen,” vertelt Joris. “Als Lola ging balken, was het net alsof er een luchtalarm af ging. En op een zondagochtend heel erg vroeg. De zon was net op en de eerste zonnestralen kwamen door de bomen, liep Lola naar de kippenhokken en begon daar luidkeels te balken. Van schrik liet ik bijna de boomstam los en tuimelde bijna naar beneden, maar die arme kippen…….. Die wisten niet wat hen overkwam en hadden de hele dag geen ei kunnen leggen van schrik.” Opnieuw beginnen alle kippen luid door elkaar heen te kakelen. Als het wat rustiger wordt, vervolgt Joris zijn verhaal.
“Lola hield van een grapje, maar zij was een echte lieverd. Als er ’s avonds kleine geitjes, konijntjes of hertjes niet konden slapen dan stond zij altijd een slaapliedje te zingen. Zo konden de allerkleinsten rustig de slaap gaan vatten.” Joris stopt even met vertellen en de zes konijntjes beginnen het lied van Lola te zingen: “Twinkel, twinkel kleine ster
waarom sta jij nu zo ver?
op mijn tenen kan ik er niet bij
jij straalt mooi dat maakt mij blij
twinkel, twinkel kleine ster
waarom sta jij toch zo ver?”
En dan is het oorverdovend stil. De oudste dieren voelen de tranen in hun ogen prikken. Hier en daar klinkt er een gesmoorde snik. Maar dan gebeurt er iets magisch. Op de plek waar Lola’s lichaam ligt verschijnen er vuurvliegjes. En als alle dieren het lied van Lola nogmaals zachtjes zingen stijgen de vuurvliegjes op. Zelfs Joris weet nu even niks meer te zeggen en aanschouwt het spektakel. De vuurvliegjes vliegen hoger en hoger en ademloos slaan de dieren het gade. Alsof het zo heeft moeten zijn is er aan de hemel één vallende ster te zien die avond. “Dag lieve Lola Moppie,” fluistert Joris.
“Dag Lola,” fluisteren alle dieren. Verdrietig keren zij allen terug naar hun verblijven. Maar zij zijn ook blij. Blij omdat zij het fijn vinden Lola te hebben gekend. Ook de konijntjes springen het hok in om te gaan slapen. “Daag Joris,” zegt moeder Gouwenaar, “bedankt voor jouw verhaal.” Joris glimlacht en vliegt daarna terug naar het bos.
Kim de Witte 2021