Herrie in het kippenhok
Het is een heerlijke zomerse dag. De nieuwkomers Nala en haar dochter Mimi liggen lekker te relaxen in hun geitenhok.
“Vindt je het leuk hier?”, vraagt Nala aan Mimi. “Ja mam, het is alleen jammer dat ik niemand heb om mee te spelen.” “Och lieverd. Wij wonen hier nog maar net. Je zult vast wel iemand vinden waar jij leuk mee kan spelen.” “Ja, dat hoop ik maar”, zucht Mimi. “Waarom ga je niet op ontdekking? Wie weet kom je wel een leuk speelmaatje tegen vandaag.” Mimi laat zich dat geen tweede keer zeggen en gaat op ontdekkingstocht door Het Beestenboetje.
Aarzelend loopt zij op Paulie het varken af, dat heerlijk ligt te dutten voor het hek. “Uhum…….Paulie…….wil jij met mij spelen?” “Hummm”, klinkt het en Paulie snort verder.
Mimi draait zich om en huppelt naar de eendenpoel en vraagt of de eenden met haar willen spelen.
“Ja, leuk!” zegt Koeka de grijze eend enthousiast. “Kom maar lekker bij ons in de poel, dan gaan wij staartje tik spelen.” “Maar ik kan helemaal niet zwemmen”, zegt Mimi beteuterd. “Willen jullie soms hier bij mij op het gras staartje tik spelen?” De eenden kijken elkaar aan en beginnen luid door elkaar te kwaken. Mimi staat ongeduldig met haar staartje te zwaaien. Uiteindelijk stoppen de eenden met hun gekwaak en Donsje neemt het woord: “ Nou, kijk. Wij willen eigenlijk alleen maar in onze poel spelen. Alles daarbuiten hoeft voor ons niet. Maar jij mag altijd bij ons komen spelen. Je hebt trouwens een leuk staartje. Erg geschikt voor ons spel. Dus als jij wilt…..” “Nee, dank je”, zegt Mimi, “misschien een andere keer”. Zij draait zich om en gaat verder. Op zoek naar een nieuw speelmaatje.
Mimi bezoekt de familie Huppelpoot, maar de jonge hertjes mogen niet spelen van hun moeders, want het is bijna tijd voor het dagelijkse slaapuurtje. Dan staat Mimi op het ezelveld. Aarzelend loopt zij naar de ezels, die bij de ruif hooi staan te knabbelen. “Hallo”, begint Mimi verlegen, want die ezels zijn toch wel ontzettend groot. “Uh hallo, ik ben Mimi. Wil jij met mij spelen?” De donkere ezel draait haar kop naar Mimi en kijkt haar vriendelijk aan. “Hallo Mimi, ik ben Kim en dat is mijn moeder Rosa. Op jouw vraag of wij met jou willen spelen zal ik helaas voor nu nee zeggen.” “Sorry, kleine geit”, zegt Rosa, “maar wij zijn blij, dat het nu even rustig is in Het Beestenboetje en wij nu even kunnen uitrusten.” “Waar zijn jullie moe van?”, vraagt Mimi nieuwsgierig aan de ezels. Kim vertelt dat zij een flinke wandeling door het bos hebben gemaakt. “Noemen jullie deze bomen op het veld een bos?” Mimi kan haar oren niet geloven. “Nee”, lacht Kim en zij legt aan Mimi uit dat zij vaak een rondje buiten Het Beestenboetje maken en daar moe maar voldaan van terugkomen.
“Is dat ontzettend eng buiten het hek?,” wil Mimi weten en voordat Kim kan antwoorden komt er een bruine geit op Mimi en de ezels afgestormd. “Zeg wat doe jij hier? Maak dat je wegkomt. Dit is ons veld!”, roept de boze geit. “Rustig Kaatje”, zegt Rosa, “dit is Mimi en zij zoekt iemand om mee te spelen”. “Nou dat kan wel zo wezen, maar aan mij is niks gevraagd, dus scheer je weg!”, briest Kaatje boos naar Mimi. “Oké, ik ga, dag Kim, dag Rosa.” Mimi draait zich om en rent terug naar het hek met de boze geit achter zich aan. Als Mimi veilig buiten het ezelveld langs de tafeltjes loopt rollen er een paar tranen over haar wangen. Het is toch een stuk moeilijker dan gedacht om een speelmaatje te vinden tussen de bewoners van Het Beestenboetje.
Met haar kopje naar beneden loopt de kleine dwerggeit richting de kippenhokken. Dan blijft zij even staan en kijkt naar de kippen. “Zal zij het aan hen vragen of zij met haar willen spelen?” Terwijl Mimi staat na te denken beginnen de kippen in het aangrenzende hok plotseling te gillen en te schreeuwen.
“HELP”
“Een rat!”
“Ga weg!”
“HELP”
Alle kippen schreeuwen nu moord en brand en Mimi staat aan de grond genageld. Noemen zij haar nu een rat? Maar dan, ziet zij het ook. Onder het kippenhok komt een bruine rat tevoorschijn en hij rent vliegensvlug op de voerbak van de kippen af. Er is zoveel herrie in de kippenverblijven, dat Mimi niet heeft gemerkt dat er iemand naast haar staat.
“Zo dus nu ga jij de kippen lastigvallen?”, klinkt het boos. Mimi schrikt zo erg van Kaatje dat zij met vier poten tegelijk in de lucht springt. “Nee, echt niet”, zegt Mimi geschrokken. En voordat Kaatje opnieuw tegen haar kan uitvaren komt één van de kippen aangerend en begint te roepen: “Vlug! Vlug! Hij probeert onze eieren te stelen!” Kaatje en Mimi zien de rat schichtig om zich heen kijken voor hij de loopplank op loopt. “Vlug” zegt Mimi “wij moeten helpen”. “Help! Help!”, klinkt het angstig. “Maar hoe dan?’, vraagt Kaatje, “wij kunnen hier niet in”. Zij geeft een ferme trap tegen het hok. Het hek blijft dicht, maar de kippen rennen nu nog harder door elkaar heen en kakelen nu nog luider. “Wij kunnen niets doen, dus helaas….”, zegt Kaatje en zij wil terug lopen naar het veld. “Wacht”, zegt Mimi, “ik heb een idee. Als jij hier gaat staan, dan klim ik op jouw rug en dan probeer ik het hek open te maken”. Kaatje gaat bij het hek staan en Mimi klimt voorzichtig op haar rug en duwt met haar kopje tegen de klink van het hek. De eerste poging mislukt. De rat staat intussen al met één poot in het kippenhok. Grijnzend likt hij zijn lippen af en gaat verder met zijn rooftocht. Alle kippen kakelen hysterisch om hulp.
Ondertussen doen ook alle andere bewoners van Het Beestenboetje een duit in het zakje en moedigen Kaatje en Mimi luidkeels aan. Mimi probeert het nog een keer en……. de klink schiet om hoog en het hek vliegt open. Mimi springt van Kaatjes rug en belandt midden tussen de kippen. Zij stuiven kakelend uiteen als Mimi naar het hok rent. De rat glipt het hok binnen en iedereen hoort de broedende kip gillen van angst. Mimi bedenkt zich geen moment. “Houd je vast kip!”, roept zij en geeft een harde trap tegen het hok. De rat schrikt hier zo van dat hij het hok uitschiet en weg wil rennen. Maar alle kippen versperren hem de weg en er is maar één mogelijkheid voor hem en dat is door het hek langs de grote boze geit. Mimi rent op de rat af. “Pak hem”, roept ze en samen met de kippen rent Mimi de rat achterna. Hij zet het op een lopen en gaat recht op Kaatje af. Kaatje buigt haar kop naar voren en geeft de rat een flinke dreun. Versuft blijft hij op de grond liggen. Mimi en de kippen komen om hem heen staan. “Zo”, zegt Mimi en zij zet een stap in de richting van de rat. “Wat kom jij hier nu eigenlijk doen? Eieren stelen? Ga maar ergens anders heen en laat mijn vrienden met rust.” De rat krabbelt langzaam overeind en kijkt de kring rond. Dan zet hij een stap richting Mimi, steekt zijn tong uit, draait zich om en glipt tussen iedereen door. Maar Kaatje weet hem in voorbij gaan nog een kopstoot te geven, zodat hij door de enorme dreun over het hek van Het Beestenboetje vliegt.
Iedereen juicht, roept, kwaakt, kukelt, blaat en balkt van blijdschap. “Dank jullie wel”, zegt de broedende kip vanuit de deuropening van het kippenhok. “Graag gedaan” zeggen Mimi en Kaatje tegelijk en kijken elkaar lachend aan. “Kom kleine geit”, zegt Kaatje, “we gaan het hek weer afsluiten op dezelfde wijze en daarna wil ik wel met je spelen”. “Echt waar?”, vraagt Mimi. Kaatje knikt met haar kop. Mimi springt glunderend op de rug van Kaatje en samen weten zij het hek bij de kippen te sluiten. Als Mimi van de rug van Kaatje springt, blijft zij aarzelend staan. “Kom kleine geit, ik race je naar het veld”, en weg is Kaatje. Mimi bedenkt zich geen moment en huppelt dolblij achter Kaatje aan. De rest van de middag spelen Mimi, Kaatje en haar vriendin Keetje staartje tik, zelfs de ezels doen even mee.
En ’s avonds wanneer de rust is teruggekeerd in Het Beestenboetje ligt Mimi moe maar voldaan naast Nala in hun hok zachtjes te ronken met een hele grote lach op haar gezicht.
Kim de Witte 2020